-
1 Schmerz
〈m.; Schmerzes, Schmerzen〉♦voorbeelden:mit Schmerzen • met smart, spijt〈informeel; schertsend〉 Schmerz lass nach! • goeie hemel! -
2 Leid
〈o.; Leid(e)s〉♦voorbeelden:2 jemandem ein Leid zufügen • iemand leed berokkenen, kwaad doensich 〈 3e naamval〉 ein Leid antun • zelfmoord plegen, de hand aan zichzelf slaanjemandem etwas zu Leid(e) tun • iemand kwaad doen3 das wird dir noch einmal Leid tun! • daar zul je nog eens spijt van hebben!(es) tut mir Leid! • het spijt me zeer!, sorry!〈 ironisch〉 du kannst mir wirklich Leid tun • ik heb gewoon, direct medelijden met je -
3 geteilter Schmerz ist halber Schmerz
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > geteilter Schmerz ist halber Schmerz
-
4 geteiltes Leid ist halbes Leid
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > geteiltes Leid ist halbes Leid
-
5 teilen
teilenI 〈overgankelijk & onovergankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:jemandes Freude, Glück teilen • in iemands vreugde, geluk delenmit geteilten Gefühlen • met gemengde gevoelensgeteilter Meinung sein • van mening verschillenin Gruppen teilen • in groepen in-, verdelenetwas unter den Kindern teilen • iets onder de kinderen verdelen2 zich splitsen ⇒ zich delen, zich vertakken3 uit elkaar gaan, uiteengaan ⇒ opengaan, openschuiven♦voorbeelden:sich in den Gewinn teilen • de winst (onder elkaar) delen
Перевод: с немецкого на нидерландский
с нидерландского на немецкий- С нидерландского на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский
